Ransuil (Asio otus)
De ransuil (Asio otus) is een zeer goede jager en leeft meestal zeer verborgen. In de nacht vliegt de ransuil geruisloos in veel Europese, Aziatische en Noord-Amerikaanse bossen waar ze bosmuizen vangen. Je herkent ransuilen aan de pluimpjes op hun kop. De pluimpjes lijken op oortjes maar ze hebben niets met het gehoor te maken. Met zijn echte oren, aan weerszijden van de kop, kan hij zelfs op grote afstand het gepiep van een muis horen.
Uiterlijke kenmerken
De oorpluimen vormen het voornaamste kenmerk van deze uil. Ze hebben niets met het gehoor te maken. De feitelijke oren bestaan uit kleine openingen aan weerszijden van de kop. Het lichaam is middelgroot en relatief slank met lange en sterke vleugels. Mannetje en vrouwtje zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden.
Het verenkleed is overwegend geelbruine en is getekend met donkerbruine lengte en dwars streepjes. De borst is wat lichter dan de rug. Door dit kleurpatroon is de uil bijna onzichtbaar in de bomen. De kop is rond met een gele gezichtssluier. De oranje ogen zijn groot, de snavel is zwart en klein, en is weinig opvallend. Als jonge ransuilen uit het ei komen, dragen de jongen witte donsveren. Na enkele dagen worden ze grijs en daarna bruin.
Afmetingen
- Lengte: 35-37 cm
- Vleugelspanwijdte: 90 tot 100 cm
- Gewicht: 250-300 g
Wat eet een ransuil
De ransuil eet voornamelijk veldmuizen, maar voedt zich ook met woelmuizen, spitsmuizen, en ratten. In geval van nood jaagt hij ook op kleine vogels, zoals mussen en vinken, of zelfs op de veel grotere gaai. Het mannetje vangt soms insecten om de jongen mee te voeren. Vooral grote kevers zoals meikevers vinden ransuilen lekker. De ransuil zoekt zijn prooien boven velden en andere open gebieden. Hij vliegt geruisloos en houdt zijn ogen en oren wijd open, om alle geluiden van zijn prooien goed te kunnen waarnemen. De ransuil kan ’s nachts zeer goed horen en zien. Zodra ergens een klein dier ritselt, slaat hij met dodelijke trefzekerheid toe.
Voedsel: kleine knaagdieren en vogels.
Waar leeft een ransuil
De ransuil bewoond naald en loofbossen in grote delen van Noord-Amerika, Europa, Centraal-Azië, behalve in de noordelijkste gelegen gebieden. Ook in het noorden en noordoosten van Afrika komt hij hier en daar voor. Ransuilen zijn bijna overal in hun verspreidingsgebied relatief talrijk. Zijn enige grote vijand is de mens.
Ransuilen leven het liefst in een naaldbos, maar hij komt ook in gemengde loofbossen voor en nestelt soms zelfs in heide en veengebieden. Hij heeft een groot verspreidingsgebied in Europa, Azië, Noord-Amerika en Noord-Afrika. ’s Winters verlaat hij de koude gebieden in het noorden van het verspreidingsgebied en trekt naar het zuiden. De geruisloze vlucht dankt de uil aan zijn zachte veren en aan de franjerand aan de buitenzijde van de buitenste handpennen, die het geruis van de vleugels dempen.
Ransuil geluid
Tijdens de broedtijd kan men het territorium gezang van het mannetje in het bos horen, een dof ‘hoe-hoe’, dat om de paar seconden herhaald wordt. Tot het geluidsrepertoire van de ransuil behoren ook fluitende, keffende, schreeuwende en blazende geluiden. Je kunt de ransuil slechts zelden overdag zien vliegen. Meestal slaapt hij overdags in een opgerichte houding in een boom. Hij is goed gecamoufleerd door zijn bruine kleur en tekening.
Gedrag: overwegend standvogel, vogels uit Noord-Europa trekken echter in de winter naar het zuiden.
Waar kun je een ransuil zien
Om de ransuil te kunnen zien maak je het meeste kans in een naaldbos, maar hij komt ook regelmatig in gemengde loofbossen voor. Hij heeft een groot verspreidingsgebied in Europa, Azië, Noord-Amerika en Noord-Afrika.
Nestgedrag
De balts vindt plaats in het vroege voorjaar, soms al eind februari. Mannetje en het vrouwtje vliegen met diepe vleugelslagen rond, waarbij de vleugels soms met luide klappen tegen elkaar worden geslagen. De ransuil gebruikt verlaten nesten van andere vogels, zoals kraaien en eksters, die hij opkalefatert. Zelfs de nesten van eekhoorns worden veel gebruikt. In open gebieden, zoals heidevelden, broeden ransuilen soms op de grond.
- Broedtijd: maart-juni
- Legsel: 4 tot 6 witte eieren
- Aantal broedsels: 1
- Broedduur: 24 tot 28 dagen
- Nestverblijf: 20 tot 25 dagen
Eieren
Het vrouwtje legt vier tot zes eieren. Deze zijn wit, rond, en iets kleiner dan kippeneieren. Het broeden begint direct na het leggen van het eerste ei, zodat de jongen na elkaar uitkomen. Het mannetje broedt niet, maar voorziet het vrouwtje en de jongen van voedsel. In slechte jaren overleven alleen de oudere en grotere jongen. De uilskuikens hebben eerst een wit dons kleed. Na enkele dagen worden de veren grijs en vervolgens bruin. Om vijanden van het nest weg te lokken, doet het vrouwtje soms een eindje uit de buurt van het nest of ze een gebroken vleugel heeft. Na drie weken verlagen de jongen het nest en leren op takken in de buurt hun evenwicht te bewaren. Meestal kunnen ze binnen dertig dagen vliegen. Met ongeveer zestig dagen kunnen de jongen voor zichtzelf zorgen.
Ransuil weetjes
- Wanneer deze uil zich overdag laat zien, wordt hij soms door groepen kleine vogels verdreven.
- Gedurende de wintermaanden sluiten ransuilen zich vaak tot kleine groepen aaneen en bevolken een ‘roestplaats’
- Net als bij de meeste andere uilen is de hals van een ransuil bijzonder beweeglijk. De ransuil kan zijn hals wel 270 graden draaien.
Verwante soorten
Een nauw verwant is de velduil, Asio flammeus, die in open landschappen leeft. Het geslacht Asio omvat zes soorten, waaronder de Afrikaanse velduil, A capensis, de gestreepte ransuil, A clamator, en de grote ransuil, A. stygius
- Orde: uilen
- Familie: Echte uilen
- Geslacht en soort: Asio otus
Buitenlandse benaming
Ransuil
Long-eared owl
Hibou moyen-duc